Inhoudsopgave

Inleiding
Hoofdstuk 1 – Pedagogiek
1.1 – Doelstelling
1.2 – Visies
1.2.1 – Visie op het kind
1.2.2 – Visie op het opvoeden van kinderen in een groep
1.2.3 – Visie op de pedagogisch medewerkers
1.3– De vier opvoedingsdoelen
1.3.1 – Het bieden van emotionele veiligheid
1.3.2 – Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden (persoonlijke competenties)
1.3.3 – Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van sociale vaardigheden (sociale competenties)
1.3.4 – Het overdragen van waarden en normen

Hoofdstuk 2 – Kinderdagverblijf
2.1 – De stamgroep
2.1.1 – Incidentele wisseling van stamgroep
2.1.2 – De groep en het kind
2.1.3 – Kind-volgend werken
2.1.5 – Inrichting
2.2 – Het mentor systeem
2.2.1 – Als wij ons zorgen maken
2.3 – Het wenbeleid
2.3.1 – Begroeten en afscheid nemen
2.4 – De dagindeling
2.4.1 – Eten en drinken
2.4.2 – Slapen en rusten
2.4.3 – Verschonen en zindelijkheid
2.4.4 – Baby’s en dreumeslessen
2.4.5 – Peuters en Drie-plus-activiteiten
2.4.6 – Naar buiten
2.4.7 – Uitstapjes en feestjes

Hoofdstuk 3 – BSO 
3.1 – De stamgroep
3.1.1 – De groep en het kind
3.2 – Het mentorsysteem
3.2.1 – Als wij ons zorgen maken
3.3 – Het wenbeleid
3.4 – de dagindeling
3.4.1 – Naar buiten
3.4.2 – Uitstapjes en feestjes

Hoofdstuk 4 Regelgeving
4.1 – Beroepskracht-kind ratio
4.2 – 4-ogen principe
4.3 – Oudercommissie
4.4 – Klachtenprocedure

Inleiding

Voor u ligt het pedagogisch beleid van Kinderdagverblijf Boris. In dit pedagogisch beleid wordt uitgelegd hoe gewerkt wordt op de groepen van Boris. Het laat zien waar wij als kinderdagverblijf voor staan en hoe onze pedagogisch medewerksters omgaan met de kinderen. Wij willen voor kinderen een veilige, zorgzame en uitdagende omgeving te creëren. Wij beschouwen het opvangen, verzorgen, opvoeden en begeleiden van kinderen die aan ons worden toevertrouwd als onze kerntaak. De grote verantwoordelijkheid die dit met zich meebrengt, vraagt om te werken vanuit een duidelijk pedagogisch beleid.
Voor het maken van dit pedagogisch beleid is uitgegaan van de vier basisdoelen uit de Wet Kinderopvang. Deze basisdoelen zijn “het bieden van emotionele veiligheid”, “gelegenheid tot het ontwikkelen van de persoonlijke competenties”, “gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties” en “het overdragen van waarden en normen”. Ze zijn geformuleerd aan de hand van de vraag wat kinderen in de eerste levensjaren nodig hebben voor hun welzijn en ontwikkeling, met het oog op het latere functioneren in de maatschappij.
In ons pedagogisch beleid zijn deze basisdoelen uitgewerkt in hoe wij vorm geven aan de dagelijkse zorg van de kinderen. Bij Boris staat het kind en zijn belevingswereld voorop. Wij stimuleren de algehele ontwikkeling van het kind in zijn jonge levensfase.
Centraal in ons beleid staat een positieve benadering van het kind. Dit komt tot uiting door de kinderen te belonen, te stimuleren, naar ze te luisteren en ze te respecteren. Zo kunnen kinderen in een omgeving waar warmte, liefde, geborgenheid en veiligheid aanwezig is in hun eigen tempo hun mogelijkheden ontwikkelen. Het kind leert spelenderwijs om te gaan met andere kinderen en volwassenen, waarbij de groei naar zelfstandigheid gestimuleerd wordt.
De kinderen worden wanneer de groepsgrootte dat toelaat opgevangen in de babygroep (0-2 jaar) of peutergroep (2-4 jaar) door enthousiaste gediplomeerde pedagogisch medewerkers. Wanneer het aantal opgevangen kinderen te klein is voor twee aparte groepen, worden de kinderen opgevangen in ene verticale groep.
De sfeer bij Boris is warm, gezellig, ongedwongen, kindvriendelijk en uitnodigend voor kinderen en ouders. Doordat Boris kleinschalig is raakt u snel bekend met de andere kinderen, andere ouders en alle pedagogisch medewerkers.

Hoofdstuk 1 – Pedagogiek
1.1 – Doelstelling
Bij Boris staat het kind als individu centraal. Ieder kind is uniek en heeft een eigen temperament en persoonlijke kwaliteiten. Ieder kind heeft het recht te zijn zoals het is en in geborgenheid, veiligheid en vertrouwdheid op te groeien.
Als kinderen het gevoel hebben dat zij welkom zijn in de groep, dat zij gerespecteerd worden en kunnen vertrouwen op de pedagogisch medewerkers, voelen zij zich veilig en op hun gemak in de groep. Bekendheid met de vaste structuur en de grenzen die gesteld worden, bevorderen de zelfstandigheid en ontwikkeling van een kind.
Bij Boris nemen de pedagogisch medewerkers voor een deel de zorg en opvoeding van kinderen over van de ouders. Wij willen zo goed mogelijk voldoen aan de opvoedingswensen van de ouders. We streven er naar te zorgen dat kinderen en ouders zich gezien, gehoord en begrepen voelen. We willen graag een goede samenwerking opbouwen met ouders en spannen ons in om de communicatie soepel te laten verlopen. Goede contacten en regelmatig overleg met de ouders vinden wij daarom van groot belang.
Onze pedagogische doelstelling is gebaseerd op de vier opvoedingsdoelen uit de Wet Kinderopvang, te weten:
• Het bieden van een veilige basis waar kinderen zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn (emotionele veiligheid)
• Het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden in een gevarieerde spelomgeving (persoonlijke competenties)
• Het bieden van gelegenheid tot het opbouwen van contacten en sociale vaardigheden in de groep (sociale competenties)
• Overdragen van normen en waarden.
Wij willen de kinderen die bij Boris komen ondersteunen in de groei naar een evenwichtig zelfstandig mens. Iemand met verantwoordelijkheidsgevoel, respect voor zichzelf en de medemens en beschikkend over voldoende sociale vaardigheden om zich in deze maatschappij staande te houden.
Boris wil kinderen daarnaast een goede start bieden op de basisschool, door hen in de periode dat zij bij ons zijn te leren omgaan met andere kinderen en te leren zich aan te passen aan het groepsgebeuren. Wij vinden het belangrijk dat zij zich goed kunnen ontwikkelen door middel van een gevarieerd aanbod op diverse gebieden.

1.2 – Visies
1.2.1 – Visie op het kind
Ieder kind is anders, ieder kind is bijzonder. Elk kind heeft talenten en krijgt bij Boris de ruimte die het nodig heeft om zich persoonlijk verder te ontwikkelen, om letterlijk en figuurlijk te groeien. We hebben respect voor het kind, hoe het kind is en zoeken aansluiting bij zijn behoeften. We kijken goed naar het kind en stemmen daarop ons pedagogisch handelen af.
De ontwikkeling van een kind verloopt in grote lijnen via een vast patroon, maar de wijze waarop is afhankelijk van het kind zelf, de omgeving waarin het opgroeit en de opvoeding die hem wordt gegeven. Ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo, sneller betekent niet per definitie beter.

1.2.2 – Visie op het opvoeden van kinderen in een groep
Op het kinderdagverblijf komt een kind terecht in een andere situatie dan thuis. Er zullen bij Boris andere regels gelden dan thuis. Ook zijn er andere gewoontes en rituelen. Het bijzondere aan opvoeden binnen een kinderdagverblijf is dat het in een groep met andere kinderen gebeurt. Het kind leert dat het zich moet aanpassen aan de regels die op de groep gehanteerd worden. Kinderen leren van elkaar en zij beïnvloeden elkaar.
De ontmoeting met andere kinderen in de groep vinden wij waardevol. Al op vroege leeftijd leren kinderen om relaties aan te gaan met andere kinderen en volwassenen en sociale vaardigheden te oefenen. Ze ervaren het plezier van samen spelen, ze leren rekening met elkaar houden en voor zichzelf opkomen. De kinderen zien veel van elkaar en worden door elkaar uitgedaagd en gestimuleerd. Het kind wordt serieus genomen in wat het doet. Op die manier krijgt hij de kans om ervaringen op te doen, te leren en zich te ontwikkelen. Voorwaarde om zich op een eigen en gezonde manier te kunnen ontwikkelen is dat het kind zich veilig en vertrouwd voelt binnen zijn leefomgeving. Doordat de pedagogisch medewerksters van Boris als co-opvoeders veiligheid en vertrouwen bieden, leert het kind dat zijn omgeving hem respecteert.

1.2.3 – Visie op de pedagogisch medewerkers
Bij Boris nemen onze professionele en gediplomeerde pedagogisch medewerkers voor een deel de zorg en opvoeding van kinderen over van de ouders. De opvoeding in een groep met andere, meerdere kinderen is een aanvulling op de opvoeding in gezinsverband.
Alle pedagogische medewerkers zijn gediplomeerde kinderopvangmedewerkers. Dit geldt uiteraard ook voor de invalkrachten. Iedere medewerker, inclusief de vrijwilliger, is in het bezit van een geldig VOG.
Onze pedagogisch medewerkers zijn deskundig, toegewijd en ervaren in het omgaan met kinderen. Wij leveren een professionele bijdrage aan de opvoeding. Wij streven er naar om evenwichtig, consequent en liefdevol te handelen. De kinderen worden geholpen bij het ontdekken van hun omgeving en hun eigen belevingswereld. We doen dat door alles wat we met de kinderen doen te begeleiden met taal. Wij vinden het belangrijk dat wij ertoe bijdragen dat elk kind zichzelf kan en mag zijn, en dat het – ook binnen de groep – persoonlijke aandacht krijgt.
Onze vaste pedagogisch medewerkers hebben een basistraining VVE gevolgd, en passen dit toe in het dagelijks ritme bij Boris. Regelmatig worden er trainingen op allerlei gebied aangeboden, waaraan door alle pedagogisch medewerkers (inclusief de invalleidsters) deelgenomen wordt. Door het volgen van trainingen blijven wij op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen, het versterkt het teamgevoel en dit werkt positief door op de werkvloer. Het enthousiasme om te blijven leren is groot.
Ieder jaar wordt er door het team een herhalingscursus BHV en kinder-EHBO gevolgd.
Alle vaste pedagogisch medewerkers hebben het certificaat “Signaleren van kindermishandeling en huiselijk geweld” behaald in 2013. Zo weten wij waar wij op moeten letten en hoe te handelen in geval van vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld. De aandachtsfunctionaris heeft hiervoor een aparte cursus gevolgd. Voor het observeren van de kinderen maken wij gebruik van de methode Focus op Kinderen. De vaste medewerkers zijn allen hierin geschoold.

Bij Boris werken wij met een mentorsysteem. Aan elke pedagogisch medewerker wordt een aantal kinderen toegewezen. De mentor is het vaste aanspreekpunt met betrekking tot het welbevinden en de ontwikkeling van uw kind.
Daarnaast zien wij het mentorschap als een bijdrage aan de goede band die wij met u en uw kind willen onderhouden. Wij vinden het daarom van belang om regelmatig contact en overleg (zowel mondeling als schriftelijk) met u te hebben. Dit komt ten goede aan de ontwikkeling van uw kind. Kinderen voelen zich namelijk prettig als de band tussen ouders en pedagogisch medewerkers goed is.
Het creëren van een goede sfeer op de groep vinden wij belangrijk, zodat kinderen zich op hun gemak voelen. Wij dragen hieraan bij door bewust te zijn van onze rol als pedagogisch medewerker. Dit doen wij door leuke activiteiten te ondernemen met de kinderen en te zorgen voor uitdaging. Ook creëren wij een goede sfeer door onszelf te zijn, een positieve uitstraling, vrolijkheid en enthousiasme over te brengen op de kinderen en door goed samen te werken met elkaar.
Wij hebben respect voor elkaar, staan voor openheid en persoonlijke communicatie en bieden een veilige en vertrouwde omgeving, die als een thuis is voor de kinderen én de ouders.

1.3– De vier opvoedingsdoelen
1.3.1 – Het bieden van emotionele veiligheid
Als een kind zich emotioneel veilig voelt, is het beter in staat om zich optimaal te ontwikkelen. Als een kind zich thuis voelt op het kinderdagverblijf, durft het zijn gevoelens te uiten. Het laat zijn blijdschap zien, of laat zich troosten als het verdriet heeft. Het is ondernemend, gaat op onderzoek uit en gaat uit zichzelf spelen. Aan het eind van de dag neemt het ook weer makkelijk afscheid.
Bij Boris staat op de babygroep, de peutergroep of de eventuele verticale groep een vast team van pedagogisch medewerksters waarmee de kinderen vertrouwd zijn. Uw kind maakt onderdeel uit van een vaste stamgroep die bestaat uit voor hem bekende kinderen. De aanwezigheid van deze voor hem bekende groepsgenootjes is ook een belangrijke factor voor het gevoel van veiligheid. Wij hebben een sensitieve en responsieve houding. We maken echt contact met kinderen, nemen hun gevoelens (blijdschap, verdriet, angst, woede) serieus en hebben begrip voor het kind. Het kind mag er zijn zoals het is. We hebben respect voor de eigenheid van het kind en gaan, waar mogelijk, in op individuele behoeften. Maar ook geven we onze grenzen aan en corrigeren indien nodig. Dit doen wij op een positieve manier en leggen daarbij uit waarom iets niet kan of niet mag.
Bij Boris hanteren we een herkenbaar dagritme met terugkerende rituelen. Wij beginnen de dag altijd met het “Goedemorgen-lied”. Zo voelt elk kind zich welkom. Het dagritme biedt structuur aan de kinderen, ze weten wat ze kunnen verwachten. Tafelmomenten zoals fruit, broodmaaltijd en cracker zijn altijd op dezelfde tijd, maar de activiteiten tussendoor variëren.
Onze inrichting heeft hoeken (keukenhoek, bouwhoek, leeshoek) met duidelijk herkenbare functies. Ook dit biedt de kinderen structuur en houvast. Wij zorgen voor een open en ontspannen sfeer, benaderen elkaar en de kinderen respectvol en nodigen de kinderen uit om mee te doen.
Naar u als ouders toe zorgen wij voor een goede informatieoverdracht, middels mondeling en/of schriftelijk contact. Voor baby’s tot 1 jaar schrijven wij het schrift elke keer als zij er zijn, daarna zal de frequentie minder vaak zijn. Wij vinden een goed contact van groot belang, zodat u en uw kind zich “thuis” voelen bij Boris. Bij het wegbrengen en ophalen nemen wij uitgebreid de tijd om met u de dag van uw kind te bespreken.

1.3.2 – Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden (persoonlijke competenties)
Met het ontwikkelen van persoonlijke competenties wordt bedoeld het ontwikkelen van persoonskenmerken zoals veerkracht, zelfstandigheid, flexibiliteit, en creativiteit die kinderen in staat stellen om allerlei typen problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden. Het kind gebruikt zijn eigen talenten en is ondernemend.
Bij jonge kinderen zijn spel en de drang om te ontdekken de belangrijkste middelen om greep te krijgen op hun omgeving. Zij ontwikkelen zich spelenderwijs. Wij bevorderen dit door doordat ons speelgoed- en activiteitenaanbod aansluit bij de leeftijd en de interesse van de kinderen. Het sluit ook aan bij de verschillende ontwikkelingsgebieden (cognitief, sociaal, motorisch, zintuiglijk, creatief en taal). Wij stimuleren het spel van de kinderen door het initiatief zoveel mogelijk bij henzelf te leggen, het spel actief te volgen en te begeleiden waar nodig is. Kinderen mogen kiezen waar zij spelen, echter soms zullen wij ergens op aansturen. Dit kan te maken hebben met het spelmoment, de combinatie kinderen of het kind zelf (dat stimulans nodig heeft).
Wij zorgen voor afwisseling van actieve en wat rustigere activiteiten. Ook zorgen we voor een uitdagende omgeving die tegemoet komt aan het verlangen van kinderen om op verkenning te gaan, nieuwe dingen te ontdekken en de wereld zich eigen te maken. We helpen kinderen hun zelfvertrouwen te vergroten door hen te waarderen en complimenten te geven. We stimuleren zelfstandigheid (zelf aan- en uitkleden, helpen met kleine klusjes, tafel dekken, opruimen zelf materiaal pakken, etc.) zodat het kind zich ook “groot” voelt. We begeleiden het kind als dat nodig is.

Hieronder volgt een korte beschrijving van de ontwikkelingsgebieden en hoe wij dit stimuleren.

Cognitieve ontwikkeling
Kinderen krijgen in toenemende mate inzicht in de wereld om hen heen. Dit begint al met het herkennen en onderscheiden van voorwerpen en gebeurtenissen. Later leren kinderen onder meer verbanden leggen en onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid. Het leven is voor een kind een grote ontdekkingsreis. Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en leren als er op hen wordt gereageerd. In een ongelooflijk tempo leren ze ieder dag erg veel.
Wij bieden de kinderen verschillende soorten activiteiten aan, zoals kringspelen, knutselactiviteiten, fantasiespelen, activiteiten op het gebied van dansen en zingen, denkspelletjes en actieve activiteiten. Deze activiteiten en materialen die hiervoor gebruikt worden, sluiten aan op de leeftijd van het kind. Speelgoed is verschillend van materiaal en kleur, zodat het uitdagend is om te pakken en te ontdekken hoe het werkt. Verder stimuleren wij de cognitieve ontwikkeling van het kind door dingen te benoemen, aanwijzen, vertellen, voordoen, laten herhalen, sturen, het kind zelf dingen te laten doen en het prijzen van het kind. De voertaal is Nederlands.

Emotionele ontwikkeling
Ons dagverblijf is een plaats waar elk kind zichzelf mag zijn en net als thuis gevoelens van blijdschap, boosheid of verdriet mag tonen. Wij vinden het belangrijk om een kind daar ruimte voor te geven. Een kind moet zijn emoties nog leren kennen en hanteren. Doordat wij de gevoelens van een kind benoemen, voelt het zich begrepen. Hiernaast geven we het kind troost en steun bij wat er is gebeurd. Als een kind bijvoorbeeld huilt, gaan wij eerst na wat er is gebeurd en troosten het kind. Ondanks ons uitgangspunt om met name positief gedrag van kinderen te belonen, ontkomen we er niet aan het kind ook wel eens te corrigeren. We benoemen dan het gedrag dat we afkeuren (maar niet het kind) en maken daarmee duidelijk waar de grenzen liggen.
Een baby uit zijn gevoelens door middel van huilen. Wij vinden dat je een baby niet moet laten huilen, maar dat je erachter moet komen waarom hij huilt; vanwege honger, dorst, een vuile luier, vermoeidheid of pijn en kijken wat we kunnen doen. Huilen kan ook een emotionele ontlading zijn. Na een dag vol indrukken kan de baby het nodig hebben om te huilen. Dan nemen wij de baby bij ons en dragen het dicht tegen zich aan. Het huilen is voor een baby dan een opluchting.

Lichamelijke ontwikkeling
Elk kind ontwikkelt zich ook op lichamelijk gebied. Wij observeren hoe dit verloopt. We laten de kinderen bekend raken met hun lichaam door middel van liedjes, boekjes en spelletjes over het lichaam en benoemen de lichaamsdelen.
Bij het aan- en uitkleden laten we de kinderen al jong zelf meehelpen. Bij baby’s begint dat met het benoemen van wat je aan het doen bent. Dat is niet alleen prettig voor het contact dat er is, maar ook voor het bewust worden van het eigen lichaam, van kledingstukken en begrippen als “aan” en “uit”.
Een ouder kind vindt het fijn om zelfstandig iets te kunnen, zoals een peuter trots is als hij zelf zijn jas kan aantrekken. Bij het ene kind zal je daar samen mee moeten oefenen, terwijl een ander kind aan een aanmoediging al voldoende heeft.

Motorische ontwikkeling
In de eerste twee levensjaren is de ontwikkeling van de motoriek het meest spectaculair. De toenemende motorische vaardigheden en bewegingsvrijheid leveren een belangrijke bijdrage aan deze ontwikkeling.
Wij geven kinderen zo veel mogelijk de kans om iets zelf te doen en stimuleren het zelfvertrouwen van het kind door complimentjes te geven. Doordat een kind aanmoediging krijgt, krijgt het zelfvertrouwen. Als het niet zelfstandig lukt, zullen wij het kind helpen.
Het groepsproces is bij de motorische ontwikkeling ook van groot belang. Kinderen leren van elkaar en worden door elkaar uitgedaagd en aangemoedigd.
Bij de motorische ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen grove en fijne motoriek.

Grove motoriek
De grote bewegingen die een kind maakt, noemen we de grove motoriek, zoals bijvoorbeeld lopen, kruipen, fietsen, rennen. Om de grove motoriek te stimuleren is er speelgoed aanwezig dat deze bewegingen uitlokt / aanmoedigt. Ook is een buitenruimte heel belangrijk, hier kunnen de kinderen vrijuit rennen en fietsen. Wij gaan veel naar buiten met de kinderen. Het liefst elke dag, als het weer dat toe laat. Op de buitenspeelplaats is verschillend materiaal aanwezig om de grove motoriek zoveel mogelijk te stimuleren.
Bij baby’s wordt de grove motoriek gestimuleerd door ruimte te bieden om te kunnen rollen en kruipen. Wij stimuleren de grove motoriek door kinderen te helpen met de eerste stapjes. Of bij het pakken van speelgoed dat uitdagend is voor het kind om mee te gaan spelen en zo iets nieuws te ontdekken. Alle nieuwe ontwikkelingen van elk kind worden aangemoedigd en gestimuleerd.

Fijne motoriek
Onder fijne motoriek wordt verstaan de kleine, specifieke bewegingen die een kind maakt. Om deze motoriek te stimuleren worden er allerlei verschillende activiteiten aangeboden, zoals knutselen, rijgen met kralen, puzzels en verschillende soorten insteekspeelgoed.
Wij stimuleren baby’s en dreumesen om zelf een fles of tuitbeker vast te houden en zelfstandig eten van stukjes brood of fruit.
Bij de dreumesen en peuters wordt de fijne motoriek op vele manieren gestimuleerd.
Tijdens groepsactiviteiten zoals knutselen, kleien en muziek maken, mogen de kleinste kinderen op hun niveau deelnemen.

Zintuiglijke ontwikkeling
Jonge kinderen zijn erg zintuigelijk ingesteld. Wij spelen hier zoveel mogelijk op in, omdat de zintuiglijke ontwikkeling gezien wordt als een middel om contact met de kinderen te maken en om andere ontwikkelingsgebieden te stimuleren.

Kijken
De kinderen krijgen de hele dag door visuele prikkels. Er zijn activiteiten die erop gericht zijn dit te stimuleren. Wij besteden aandacht aan het omgaan met kleuren. Zo wordt er kleur gebruikt binnen de groepen, oefenen wij het benoemen van kleuren en mogen de kinderen bij knutselactiviteiten zelf een kleur kiezen en.

Luisteren
Kinderen horen verschillende geluiden. Samen met de kinderen zal geprobeerd worden de geluiden zoveel mogelijk te plaatsen. Zo wordt er gezongen, naar cd’s geluisterd, muziek gemaakt en voorgelezen. Naar aanleiding hiervan worden de verschillende situaties benoemd.

Voelen
Er wordt verschillend materiaal aangeboden zodat kinderen dit leren herkennen en benoemen. Kinderen komen bijvoorbeeld in aanraking met warm/koud, nat/droog, hard/zacht, enzovoort.
We laten kinderen verschillen ervaren om zo te leren herkennen en te ondervinden wat prettig en minder prettig voelt. Deze ontdekkingen zijn van belang om signalen van het lichaam, zoals pijn, kippenvel en kriebels op te merken.

Ruiken
Het stimuleren van het reukorgaan gaat meestal onbewust. Als er een andere geur wordt vernomen dan de gewone lucht, dan wordt dit benoemd. Kinderen ruiken dat ook en horen vaak het naar ruikt.
Ook laten wij de kinderen verschillende dingen ruiken om het reukorgaan te stimuleren, bijvoorbeeld tijdens het eten, dan laten de pedagogisch medewerkers het eten ruiken.

Proeven
Smaak wordt ontdekt door alles wat gegeten wordt. Door bijvoorbeeld melk, brood, thee, water, verschillend broodbeleg, fruit, sap, traktaties en noem maar op.
We bieden ’s morgens fruit aan en thee. Baby’s krijgen gepureerd fruit, (appel, peer, banaan), de grotere kinderen mogen zelf stukjes van het bord pakken Het aanbod wisselt. Tijdens de broodmaaltijd is er zoet en hartig beleg en daaruit mogen de kinderen zelf kiezen. Bij het groentemoment rond 17:00 bieden wij de kinderen komkommertjes, worteltjes, tomaatjes of paprikareepjes aan. Wij vinden het belangrijk dat kinderen bekend raken met nieuwe smaken. Zo ervaren ze wat ze wel en niet lekker vinden. Door het benoemen van de smaak van bepaalde dingen, leren de kinderen wat zoet, zout, hartig en zuur is.

Sociale ontwikkeling
Gedurende de eerste jaren verloopt de sociale ontwikkeling heel snel. Het contact met anderen wordt steeds meer uitgebreid. In een groep met verschillende leeftijden, leren kinderen andere kinderen kennen. Ook gaan zij een band aan met de pedagogisch medewerkers.
Hoewel een baby niet kan praten, kan hij wel contact maken met anderen. Hierbij gebruikt hij lichaamstaal. In het contact met een baby is het belangrijk lichamelijk contact te maken. Elke baby krijgt vanaf het begin alle aandacht die het nodig heeft, door middel van praten, knuffelen en het kind op schoot te nemen, om het vertrouwen te geven.
Gedurende de peuterleeftijd verloopt de sociale ontwikkeling eveneens snel. Het contact met andere kinderen wordt steeds meer uitgebreid. Door het groepsverband leren peuters rekening houden met elkaar, te luisteren, te wachten, meer oog te krijgen voor elkaar en samen dingen te doen.
Samen spelen is voor peuters echter nog heel moeilijk en vaak aanleiding voor conflicten. Peuters maken ruzie uit onmacht, maar willen daarmee ook hun eigen “macht” en grenzen af te tasten. Kinderen ontwikkelen zelfvertrouwen als ze de ruimte krijgen om met elkaar bezig te zijn, maar ook als ze zoveel mogelijk zelf hun problemen oplossen. Uiteraard moet dit wel binnen hun mogelijkheden liggen.
Het is noodzakelijk dat kinderen weten dat ze altijd op een pedagogisch medewerker kunnen rekenen en dat zij hen behoedt voor het uit de hand lopen van situaties.

Taalontwikkeling
Praten en luisteren
In het kinderdagverblijf zijn we de hele dag door bezig met taal. Door naar kinderen te luisteren en met ze te praten, stimuleren wij hun taalontwikkeling. Tegen baby’s die brabbelen en kinderen die woorden nog “krom” uitspreken, spreken wij in “gewone” woorden. Voor een baby is daarbij vooral de toon van belang en bij een peuter luisteren wij goed en proberen daarna te herhalen of verwoorden wij wat wij denken wat hij zegt. Op die manier voelt het kind zich begrepen en hoort het gelijk de juiste uitspraak van woorden. Wij willen kinderen niet nadrukkelijk verbeteren, dat zou hen het gevoel kunnen geven dat zij het niet goed doen en hen mogelijk remmen in hun taalontwikkeling.

Zingen
Zingen is niet alleen een heel leuke bezigheid met kinderen, het is tevens goed voor de taalontwikkeling. Tijdens vaste rituelen (bijvoorbeeld het eten, opruimen) zingen we liedjes in de groep, maar ook zomaar voor de gezelligheid. We werken met een liedjesboek, waarin de kinderen een liedje kunnen uitkiezen (herkennen) aan de hand van een bijbehorend plaatje.

Lezen
Samen boeken lezen is een andere activiteit die wij dagelijks uitvoeren. Favoriete verhalen worden veelvuldig herhaald, maar er wordt ook regelmatig iets nieuws aangeboden. Soms wordt er individueel met een kind gelezen, soms in groepsverband. Ook zijn er boekjes die de kinderen zelf kunnen pakken om in te kijken. Bij Boris gaan we wel eens met een aantal kinderen naar de plaatselijke bibliotheek.
Wij werken themagericht en zoeken aansluitende (prenten)boeken hierbij. Deze krijgen een speciaal plekje in de groep, zodat ze goed in het zicht staan.

PUK, onze groepsknuffel uit het VVE-programma
Naar aanleiding van de VVE-training VVersterk die wij allen hebben gevolgd (waarin de taalontwikkeling centraal staat) hebben wij ervoor gekozen om met Puk te gaan werken. Puk is een knuffel die wij bij verschillende activiteiten betrekken.
Wij werken met een dagprogramma en gebruiken daarbij behorende plaatjes. Op de plaatjes staat Puk, de knuffel die wij ook op de groep hebben. Het dagritme is op deze manier overzichtelijk, elk plaatje geeft een activiteit weer. Als de activiteit gedaan is, wordt het plaatje omgedraaid. Het spreekt de kinderen aan dat we met Puk werken, zij genieten zichtbaar.

Peuteruniversiteit
Bij Boris maken we gebruik van de methode peuteruniversiteit. Bij een voorleesboek worden allerlei activiteiten aangeboden die de ontwikkeling van de kinderen stimuleert en ze voorbereid op de basisschool. Dit is geschikt voor kinderen vanaf 2 en half jaar en kent verschillende niveaus. In kleine groepjes gaan kinderen spelletjes doen waarbij bijvoorbeeld het taalontwikkeling, logisch redeneren en rangorde wordt gestimuleerd. De kinderen vinden dit leuk om te doen en beleven veel plezier.

1.3.3 – Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van sociale vaardigheden (sociale competenties)
Onder sociale vaardigheden verstaan wij het zich kunnen verplaatsen in de ander, communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen. Wij vinden kinderen sociaal competent als ze in een groep goed kunnen functioneren en als zij hun sociale vaardigheden goed ontwikkeld hebben.
Wij stimuleren een goede groepssfeer en moedigen kinderen aan om samen te spelen en samen te delen, zowel met speelgoed en boeken als plezier en verdriet. Ook vinden wij het belangrijk dat zij kunnen leren door te imiteren. Door te kijken naar andere kinderen en pedagogisch medewerkers leert het kind veel en kan hij zich dingen eigen maken. Doordat de kinderen vertrouwd zijn met hun groep, ontwikkelen zij gevoelens van verbondenheid en sociale verantwoordelijkheid. Kinderen krijgen ruimte om elkaar op te zoeken en zelf contact te leggen. We helpen het kind als het daar moeite mee heeft. Rekening met elkaar houden, om de beurt iets doen of op elkaar wachten zijn allemaal voorbeelden van sociale vaardigheden die wij van belang vinden bij Boris. Ieder kind dat bij ons in de groep zit, is anders. Wij laten het kind ervaren dat hij er erbij hoort, ongeacht zijn achtergrond, sekse, leeftijd, gedrag, verschillende emoties of de omstandigheden waarin hij verkeert.
We bevorderen het contact tussen de kinderen onderling. We voeren dagelijks kringgesprekjes, zingen met elkaar en doen naamspelletjes. Wij vieren verjaardagen met elkaar, laten kinderen ervaren dat je die dag in het middelpunt mag staan, maar kijken er wel naar of het kind dit als fijn ervaart. Maar ook vieren wij bepaalde feesten (carnaval, sinterklaas, kerst) en doen wij activiteiten (voorleesontbijt, werken met verschillende thema’s, Kinderboekenweek) om zo het groepsgevoel te versterken. Tijdens de maaltijd laten we bij de verticale groep de grotere kinderen zelfstandig aan een klein tafeltje eten en/of drinken, zodat zij met elkaar ervaren dat zij al groot zijn. Dit levert vaak mooie gesprekjes op tussen de kinderen. Vanaf de andere tafel houden de pedagogisch medewerkers toezicht op dit groepje.
We leren kinderen dat zij moeten “nemen en geven” en hoe ze conflicten kunnen oplossen. Ook proberen wij ze mee te geven hoe je je in een ander kunt inleven. Dit is nog moeilijk voor jonge kinderen, wij verwoorden dan de gevoelens van het andere kind om zo duidelijk te maken wat dat kind ervaart. Op die manier leren we een kind begrip voor de ander te hebben.

1.3.4 – Het overdragen van waarden en normen
Bij Boris worden de kinderen samengebracht in een groep. Deze groepssituatie biedt een aanvulling op de gezinssituatie. In een groep doen zich, net als thuis, veel verschillende leermomenten voor, waarin een kind zich waarden en normen eigen kan maken. Ook vangt een kind waarden en normen op vanuit de samenleving. Zolang duidelijk is waar welke normen voor gelden en waarom is het voor kinderen niet verwarrend.
Wij laten de kinderen ervaren wat de grenzen zijn van goed en slecht, van anders, van mogen en moeten. Met de kinderen worden afspraken gemaakt over wat kan en mag in de groep, over onderlinge omgangsvormen en andermans bezit. Wij zijn ons er voortdurend van bewust dat kinderen het gedrag van volwassenen imiteren. Wij geven het goede voorbeeld in doen en laten, en hebben vriendelijk taalgebruik. We behandelen elkaar met respect en dragen dit uit naar de kinderen. We stimuleren kinderen ook onderling om te benoemen wat ze wel/niet prettig vinden en laten hen het onderling goedmaken met woorden en of lichaamstaal (een handje of kusje) als er onenigheid is.
We leren kinderen open te staan voor gewoonten en rituelen van andere culturen en daar ook respect voor te hebben. We moedigen hen aan om gewoonten uit andere culturen te verkennen, door middel van boekjes, liedjes, spelletjes en feesten e.d. We leren kinderen dat iedereen anders is en dat iedereen er recht op heeft om respectvol behandeld te worden. Zonder vooroordelen en ongeacht geloof, ras, kleur, geslacht of eventuele lichamelijke of verstandelijke beperkingen. We laten een ander in zijn waarde.
Bij alle activiteiten/situaties letten wij op dat de kinderen goede omgangsvormen gebruiken. Er wordt aandacht besteed aan tafelmanieren, dat kinderen beleefd iets vragen en samen dingen opruimen. Wij tonen respect en waardering door geïnteresseerd en effectief te luisteren, adequaat te reageren en de kinderen serieus te nemen. “Wie goed doet, goed ontmoet”.

Door middel van belonen wordt zoveel mogelijk het positieve gedrag van de kinderen benadrukt. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een kind netjes eet, met de zindelijkheid, als de kinderen lief spelen en/ of als de kinderen helpen met opruimen. Een compliment of knuffel bevordert het goede gedrag.
Toch ontkomen we er niet aan dat kinderen soms gecorrigeerd moeten worden als ze gedrag vertonen dat niet acceptabel is. Tevens willen wij willen niet dat andere kinderen dit gedrag gaan imiteren.
Een kind moet leren om op verschillende emoties om te gaan. Alle soorten emoties worden wel geaccepteerd, maar niet alle uitingsvormen of gedragingen.
Corrigeren van het gedrag moet een gevolg van een handeling zijn. Als een kind zich niet gedraagt naar de regels, terwijl deze al meerdere malen uitgelegd zijn, dan wordt er door een pedagogisch medewerkster ingegrepen.
Het kind wordt even apart gezet op een stoel en wordt uitgelegd waarom dat gedrag niet kan. Uitleg hierover is erg belangrijk. Op deze manier raakt het kind bewust van zijn gedrag en waarom het niet acceptabel is. Ook krijgt het kind het besef dat zijn gedrag voor anderen niet leuk is. Na de uitleg/correctie volgt altijd het goedmaken.
De pedagogisch medewerkster die een kind heeft gecorrigeerd is degene die het conflict afrondt en zorgt dat het weer goed gemaakt wordt.

Hoofdstuk 2 – Kinderdagverblijf
2.1 – De stamgroep
De kinderen van kinderdagverblijf Boris worden opgevangen in een verticale groep, tenzij de grootte en de samenstelling ertoe uitnodigt tot splitsing van de groep in een baby- en een peutergroep.
Wanneer er in de middag kinderen van de BSO bij komen en de (peuter)groep te groot wordt, wordt de groep gespitst. De kinderen onder de 3 jaar gaan naar de baby/peutergroep en de kinderen van 3 jaar blijven samen met de kinderen van de BSO in de verticale groep.
Bij de kinderen van 3 jaar hangt het van het kind en de samenstelling van de groepen af naar welke groep zij gaan. Wij werken hierbij kindvolgend. De maximale groepsgrootte van de verticale groep is 16 kinderen, van de 3 plusgroep is de maximale groepsgrootte ook 16 kinderen.

2.1.1 – Incidentele wisseling van stamgroep
De kinderen krijgen, op bepaalde momenten, de gelegenheid om buiten de eigen groepsruimte met kinderen van de andere groep te spelen. Dit kan variëren van een activiteitenprogramma voor de hele vestiging zoals Sinterklaas, af en toe vrij spelen in de gang, het gezamenlijk buiten spelen tot het samenvoegen van groepen.
De kinderen raken op een speelse manier vertrouwd met de andere pedagogisch medewerkers en de andere groepsruimte, dit vergroot hun gevoel van veiligheid.
In vakantieperiodes of op onverwachts rustige dagen kan er besloten worden de groepen samen te voegen. Dit samengaan van beide groepen gaat in overleg met de ouders. In geval van ziekte van een pedagogisch medewerker zal gekeken worden naar het kindaantal op beide groepen. Mocht het volgens de leidster/kind ratio lukken de zieke collega onderling te vervangen kan de keuze gemaakt worden waar nodig een aantal kinderen met een pedagogisch medewerkster te laten wisselen van groep. Ouders tekenen voor de hierboven beschreven situaties het stamgroepwisselingsformulier.
Het kan zijn dat ouders incidenteel een extra dag(deel) willen afnemen welke buiten de vaste contacturen valt. Dit is mogelijk wanneer de maximale stamgroepsgrootte evenals het aantal pedagogisch medewerkers dit toestaan. Deze incidentele opvangdag vindt in principe binnen de eigen stamgroep van het kind plaats. Wij zijn van mening dat geborgenheid en gevoel van veiligheid voor het kind en voor de stamgroep als geheel voorop staan. De mogelijkheid om een extra opvangdag of ruildag buiten de stamgroep af te nemen, indien geen plaats is op de eigen groep, wordt in overleg met de ouders van het betreffende kind besproken en schriftelijk vastgelegd. Hiervoor wordt het stamgroepwisselingsformulier getekend.

2.1.2 – De groep en het kind
Op de groepen komen nieuwe kinderen, maar gaan ook kinderen weg. Elk kind is weer anders en heeft andere ervaringen. Dit zie je ook bij Boris.
Elk kind gaat weer anders met een bepaalde ervaring om en uit zijn gevoelens op een andere manier. Anders dan thuis is dat er op het kinderdagverblijf in groepsverband opgevoed wordt.

Het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen in de groep gebeurt spelenderwijs en begint al bij baby’s. We betrekken de kleintjes bij verschillende activiteiten zoals zingen en voorlezen. De grotere kinderen stimuleren wij door activiteiten aan te bieden op allerlei ontwikkelingsgebieden.
Wij staan open voor de behoeften van kinderen. Dat betekent: zoveel mogelijk aandacht voor het individu en het kind volgen in zijn eigen ritme. Wij vinden het van belang dat pedagogisch medewerkers en kinderen goed op elkaar ingespeeld raken, zodat de signalen van het kind goed worden opgemerkt. Wij koppelen ieder kind aan een mentor, die het welbevinden en de ontwikkeling van het kind in de gaten houdt.

De baby’s en dreumesen die nog niet toe zijn aan het meedraaien met het dagschema, volgen zoveel mogelijk een eigen dagritme op het kinderdagverblijf, zodat zij op hun eigen tijd kunnen slapen, eten en spelen.

Naast de vaste pedagogisch medewerkers die bij Boris werken, bestaan de groepen uit een vaste bezetting van kinderen per dag. Kinderen hechten hier waarde aan.
Het is voor hen vertrouwd leeftijdgenootjes op de groep te hebben, waarmee ze een vriendschap kunnen opbouwen en samen iets kunnen ondernemen, zodat de stap een stuk kleiner is om zich ontwikkelen. Naast leeftijdsgenootjes zijn er natuurlijk ook jongere of oudere kinderen aanwezig op de groep.

Bij Boris kunnen kinderen ervaren wat het betekent om in een groep met andere kinderen van alles te kunnen ondernemen. Ze kunnen samen plezier maken of ruzie hebben, nieuwe vrijheden ontdekken, maar ook grenzen ervaren. Ook kunnen ze ervaring opdoen in het omgaan met andere volwassenen dan de eigen ouders. Ze komen in aanraking met uitdagend spelmateriaal en ze leren om een eigen inbreng te hebben bij allerlei activiteiten die ze ondernemen.
We nemen de kinderen serieus, laten de kinderen in hun waarde en benaderen ze positief. Dit laten wij op vele manieren merken, zoals complimentjes geven, een aai over de bol, kinderen op schoot nemen en knuffelen, kinderen troosten als ze verdriet hebben en door met de kinderen te praten.

2.1.3 – Kind-volgend werken
Wij willen kinderen de ruimte geven te kiezen voor bezigheden die zij leuk vinden of waarin zij zich verder kunnen ontwikkelen. Kinderen kunnen zelf goed aangeven waar zij extra ondersteuning of stimulans nodig hebben. De pedagogisch medewerker is op de achtergrond aanwezig en volgt de kinderen nauwgezet.
Kinderen die nog geen (of tijdelijk geen) speciale belangstelling hebben krijgen wel activiteiten aangeboden. Wij stimuleren kinderen in het maken van een eigen keuze en maken gebruik van het enthousiasme van de kinderen zelf. De behoeften en interesses zijn individueel, maar komen ook voort uit de leeftijdsfase waarin het kind verkeert. Individuele behoeften kunnen liggen op het gebied van slapen, voeding, spelen of meedoen aan activiteiten. Het kind-volgend werken betekent niet dat kinderen alleen vrij spelen, maar dat de pedagogisch medewerkers de ideeën van kinderen gebruiken bij het aanbieden van activiteiten. Wij passen ons spel- en activiteitenaanbod aan bij wat op dat moment speelt op de groep.

2.1.4-Beroepskracht-kind ratio.
Tijdens de openingsuren van kinderdagverblijf Boris zijn er altijd voldoende beroepskrachten aanwezig. Voor de flexibiliteit binnen ons kinderdagverblijf maken wij tevens gebruik van de 3uursregeling. Door deze regeling is het mogelijk om drie uur per dag (niet aaneengesloten) minder beroepskrachten in te zetten, dan volgens de leidster-kindratio is vereist. Wij zullen, binnen ons kinderdagverblijf, eventueel gebruik maken van deze uren tussen 08.00u en 08.30, 12.45-14.15 en tussen 16.30 en 17.30 uur.

2.1.5 – Inrichting
Onderdeel zijn van een groep geeft jonge kinderen een gevoel van vertrouwdheid.
De groep is zo ingericht dat het er fijn vertoeven is. Het is er behaaglijk. De manier waarop het kinderdagverblijf is ingericht, draagt bij aan het werken met de vier opvoedingsdoelen. Op de bank kunnen kinderen even lekker gaan zitten met een boek, of bij ons op schoot.
De inrichting is uitnodigend om te spelen. Er kan ook onder de hoge box gespeeld worden, er is een kiekeboe-tunnel en een speelkleed op de grond, zodat de kinderen elkaar kunnen zien en volgen. De box wordt gebruikt om kinderen even een eigen plekje te geven, zodat zij ongestoord kunnen spelen. Aan tafel doen we korte activiteitjes. Het speelgoed dat aanwezig is, is afgestemd op de leeftijd van de kinderen: knuffels, bijtringen, blokken van hard en zacht materiaal, boekjes van zacht materiaal. Voor de kinderen zijn er boekjes van dik karton en tevens voorleesboeken. Het speelgoed is zorgvuldig gekozen zodat elk ontwikkelingsgebied wordt gestimuleerd. Het speelgoed staat laag, zodat kinderen het veilig zelf kunnen pakken. Dit geldt ook voor kinderboekjes.
Er zijn verschillende hoekjes, zoals bijvoorbeeld een keukenhoek, bouwhoek, leeshoek, poppenhoek, knutseltafel. Er is ruimte gecreëerd voor kinderen die zich even terug willen trekken, bijvoorbeeld onder de hoge box, of achter de bank. Op deze manier verdelen kinderen zich op een natuurlijke manier in kleine groepjes over de ruimte. Ook is er speelgoed gekozen dat voor baby’s en peuters aantrekkelijk is. Aan tafel kunnen verschillende activiteiten worden gedaan.
Wij vinden het leuk en gezellig om samen met de kinderen bezig te zijn door samen te spelen en activiteiten te doen zoals bijvoorbeeld tafeldekken en lekker muziek maken en dansen. Wij geven positieve aandacht, zodat het zelfvertrouwen van het kind groeit.

2.2 – Het mentor systeem
Bij kinderdagverblijf Boris hebben alle pedagogisch medewerksters een aantal mentorkinderen. De mentor houdt de ontwikkeling en het welbevinden van haar mentorkinderen bij. Ook is zij het eerste aanspreekpunt voor de ouders van dit mentorkind.
De pedagogisch medewerkster (mentor) maakt ongeveer 4 weken voor plaatsing van uw kind een afspraak met u voor de intake. Deze intake zal plaatsvinden op een werkdag van de mentor. Tijdens de opvangperiode observeert de mentor uw kind. Dit observeren doen wij middels de Focus op Kinderen methode en alle vaste medewerksters zijn hierin geschoold en ervaren.
De mentor voert met u de 10 minuten-gesprekken naar aanleiding van deze observaties en zij is aanwezig bij eventuele extra gesprekken. Extra gesprekken zijn altijd aan te vragen.

Voor de baby’s en jongste kinderen geldt dat de mentor zoveel mogelijk de eerste pedagogisch medewerkster op het kinderdagverblijf is. Dit betekent natuurlijk niet dat zij zich niet over de andere kinderen zal ontfermen.
Een vaste pedagogisch medewerkster op het kinderdagverblijf geeft uw kind de beste kans om zich veilig te hechten en zich vertrouwd te voelen. Het werken met mentorkinderen verstevigt de relatie van pedagogisch medewerkers met ouders en kind. Als u uw kind met een positief gevoel achterlaat, heeft dit ook positieve gevolgen op uw kind.
Wij volgen de kinderen in hun ontwikkeling tijdens hun dagelijkse verblijf bij Boris. Dit doen wij door met hen te spelen, hen te observeren tijdens verschillende activiteiten, observaties tijdens spelmomenten met andere kinderen enz. De mentor houdt alle observaties bij in de kindmap. De pedagogisch medewerksters bespreken hun mentorkinderen in het eigen team tijdens de kindbespreking, welke voorafgaat aan iedere teamvergadering.
Bij de indeling van de mentorkinderen kijken wij naar het aantal dagen dat uw kind komt, en welke pedagogisch medewerkster daar het best bij aansluit qua werkdagen. Ruilt uw kind van vaste opvangdag(en), dan bekijken wij ook of het mentorschap moet worden overgedragen.

Bij zwangerschapsverlof of langdurige ziekte van de mentor worden haar mentorkinderen tijdelijk overgedragen aan één van de andere pedagogisch medewerksters. U wordt dan hierover geïnformeerd.

Met het mentorschap wil kinderdagverblijf Boris bereiken dat de communicatie effectiever verloopt. Een ander voordeel van het mentorschap is meer betrokkenheid met elkaar. Het is voor u vanaf het begin duidelijk met wie u observatiegesprekken voert en op wie u zich kunt richten bij vragen betreffende uw kind. Samen denken, doen en beslissen, waarbij een positief en gelijkwaardig contact tussen u en de pedagogisch medewerksters de kwaliteit van opvang van uw kind optimaal maakt. Een vertrouwde en wederkerige relatie tussen u en de pedagogisch medewerkster verbindt de werelden van uw kind: de “thuiswereld” en de “kinderopvangwereld”. Door vaste momenten van contact, zoals bijvoorbeeld “dagelijks” en in de 10-minutengesprekken, maar ook via het overdrachtsschriftje van uw kind wordt het contact tussen u en de pedagogisch medewerksters versterkt.
Wanneer uw kind vier jaar wordt en naar school gaat, wordt er een gesprek met u ingepland, waarin wij met u ook het overdrachtformulier voor de basisschool bespreken en meegeven. Dit formulier is voor de gehele gemeente Medemblik hetzelfde en zijn wij vanuit de gemeente verplicht te gebruiken. Hierdoor is er een goede overdracht van uw kind naar de basisschool.

2.2.1 – Als wij ons zorgen maken
Bij Boris staat goede opvang hoog in het vaandel. Wij observeren de ontwikkeling van uw kind middels de observatiemethode Focus op Kinderen. Alle pedagogische medewerksters werken volgens deze methode. Naar aanleiding van deze observaties hebben wij eens in het half jaar een gesprek met u. Tussentijds vertellen wij natuurlijk ook veel tijdens de overdracht aan het einde van de dag, als uw kind Boris heeft bezocht.
Soms komt het voor dat wij naar aanleiding van de observaties zorgen hebben wat betreft de ontwikkeling van uw kind. Dit bespreken wij eerst onderling tijdens het groepsoverleg. Na het groepsoverleg zullen wij onze zorgen met u bespreken. Wij kunnen dan bijvoorbeeld besluiten om expertise in te huren voor een observaties. Hiervoor hebben wij contacten met lokale gespecialiseerde aanbieders.
Ook kan het zijn dat u zich zorgen maakt, ook dan is het van belang dat u uw zorg kwijt kunt en met ons bespreekt. Wij maken daar graag tijd voor vrij, dit hoeft niet te wachten tot het halfjaarlijkse gesprek. U maakt dan een afspraak met de mentor. Wij vinden het van belang dat zorg niet besproken wordt met het kind erbij. Wij vinden dit naar het kind toe niet gepast. Tijdens het gesprek zullen wij indien nodig u doorverwijzen naar die instanties die u en uw kind het beste kunnen helpen.

Meldcode
Iedereen die beroepsmatig met kinderen en gezinnen werkt, wordt door de overheid wettelijk verplicht om met een meldcode te werken, en bij vermoeden van een zorgelijke opvoedsituatie en/of huiselijk geweld te onderzoeken of er melding gedaan moet worden bij het AMK of het meldpunt Huiselijk geweld.
De meldcode is een stappenplan die gevolgd moet worden bij vermoeden hiervan. Wanneer Boris het vermoeden heeft dat een kind zich in een situatie bevindt die onveilig is en schadelijk voor de ontwikkeling, gaan we in gesprek met ouders om onze zorg te delen. Als we onvoldoende kunnen inschatten of er voor het kind voldoende bescherming en hulp is, dan melden wij bij het AMK het verzoek om hier onderzoek naar te doen. Zij hebben de deskundigheid en mogelijkheid om een inschatting te maken van de ernst. niet langs elkaar heen werkt. Een melding bij het AMK of het steunpunt Huiselijk geweld gebeurt bij Boris alleen door een lid van de pedagogische afdeling. Ouders worden altijd op de hoogte gesteld, tenzij daardoor het kind of medewerksters in een gevaarlijke situatie belanden.

Naast de meldcode zijn er bij Boris twee aandachtsfunctionarissen aangesteld. Een aandachtsfunctionaris is een beroepskracht met een specifieke deskundigheid op het gebied van kindermishandeling en huiselijk geweld. Zij hebben hiervoor een specifieke training gevolgd. Wanneer medewerkers of ouders een vermoeden of zorg hiertoe hebben, kunnen zij zich wenden tot de aandachtsfunctionaris. Zij overleggen dan met elkaar betreffende de zorg over een kind. De aandachtsfunctionaris kan aanwezig zijn bij het gesprek met de ouders met betrekking tot de zorg die er is. De aandachtsfunctionaris is als aanspreekpunt onder andere verantwoordelijk voor de ondersteuning en het zo goed mogelijk naleven van het stappenplan van de meldcode. De meldcode is ter inzage bij Boris aanwezig, maar kunt u ook nalezen op internet.
Alle vaste pedagogisch medewerkers hebben ook het certificaat “Signaleren van kindermishandeling en huiselijk geweld” behaald in 2013. Zo weten wij waar wij op moeten letten en hoe te handelen in geval van vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld.

 

2.3 – Het wenbeleid
Een kind hecht zich in eerste instantie aan de ouders. Zij bouwen vanaf de geboorte een bijzondere band op. Langzamerhand wordt de kring om het kind heen steeds groter. Om zich op het kinderdagverblijf te kunnen hechten aan de andere kinderen en volwassenen, moet het zich thuis voelen. Daarom is het belangrijk dat een kind de kans krijgt te wennen aan de nieuwe situatie.
Om het wennen zo soepel mogelijk te laten verlopen, vragen wij de ouders zoveel mogelijk te vertellen over het kind en middels een overdracht-schriftje aantekeningen te maken over eet- speel- en slaapgewoontes, vaste knuffel, speen, etc.
Deze kleine dingen zijn heel belangrijk, omdat een kinderdagverblijf een heel nieuwe situatie is voor het kind. Wennen in een andere omgeving die zoveel nieuwe dingen biedt en leren vertrouwen te krijgen in andere volwassenen dan de ouders, vraagt tijd en zorgvuldige begeleiding. Wij nemen een open houding aan en zullen het kind helpen zich veilig te laten voelen.
Om de overgang van thuis naar het kinderdagverblijf zo goed mogelijk te laten verlopen, vinden wij het van belang dat ouders zich in ieder geval een week beschikbaar houden om het kind te begeleiden. Uw kind kan twee keer een dagdeel komen wennen op de dag(en) dat het kind ook bij Boris komt. Dit zorgt ervoor dat uw kind kennis maakt met de pedagogisch medewerkers en de kinderen van zijn groep.

2.3.1 – Begroeten en afscheid nemen
Wanneer u met uw kind binnenkomt zullen wij u beiden begroeten. We vinden het belangrijk dat uw kind, en u ook, zich welkom voelt. Uw kind mag gaan spelen, of een activiteit doen aan tafel. Wij zullen u vragen hoe het met uw kind gaat en of er nog bijzonderheden zijn. Vaak vinden kinderen het prettig om nog wat te knuffelen of op schoot te zitten, wat natuurlijk mogelijk is. Als u besluit om weg te gaan, benoemt u dat naar uw kind. Het gedag zeggen is een vast ritueel. Wij zullen uw kind op de arm of aan de hand nemen en met uw kind bij het raam of deur gaan staan om te zwaaien.
Wij vinden het belangrijk dat wanneer u weggaat, u duidelijk afscheid neemt en dat u niet “meerdere keren” weggaat (telkens een kus geven en weer terugkomen brengt een kind in verwarring) . U gaat niet stiekem weg, dit is voor kinderen onduidelijk en zo verloopt het afscheid onnodig problematisch. Als uw kind huilt bij het afscheid, laat het afscheid dan zo kort mogelijk duren, u kunt altijd later even bellen hoe het met uw kind gaat. Wij zullen uw kind troosten en na het uitzwaaien afleiding bieden.

Aan het einde van de dag bereiden wij de kinderen voor dat ze weer opgehaald worden. Zo kunnen ze hun spel langzaam afbouwen
Als u uw kind komt halen, zullen wij de overdracht doen van die dag. Als er op dat moment meerdere ouders binnen zijn, zullen wij onze aandacht zo goed mogelijk proberen te verdelen.
Als u naar huis gaat, vinden wij het belangrijk dat wij gedag gezegd hebben tegen u en uw kind en we vinden het fijn als uw kind ons en de andere kinderen gedag zegt.

2.4 – De dagindeling
Tussen 6.30 uur en 9.00 uur kunnen de kinderen gebracht worden.
Voor de ouders is er gelegenheid om met de pedagogisch medewerker(s) en andere ouders te praten. De kinderen mogen ondertussen vrij spelen of doen iets aan tafel.
Vanaf 9.00 uur starten wij met de voorbereidingen van de activiteiten van de dag. Omdat regelmaat belangrijk is, keert een aantal vaste activiteiten dagelijks terug.
Om 9.30 uur gaan wij aan tafel zitten, we zingen het “Goedemorgen”-lied en praten dan over van alles. Er wordt iets gedronken en vers fruit gegeten. Hierna worden de kinderen indien nodig verschoond of gaan naar het toilet. Als dit alles gedaan is, mogen de kinderen vrij spelen of wordt er een activiteit gedaan. Als het weer het toelaat gaan we ook nog buiten spelen.
Rond 11.15 uur wordt er spelenderwijs gezamenlijk opgeruimd en handen gewassen, voor we aan tafel gaan zitten om brood te eten. De kinderen mogen zelf kiezen of zij hartig of zoet op brood willen. Wij vinden variatie belangrijk, en dat het brood met smaak gegeten wordt. Wij drinken melk of karnemelk. Deze gezamenlijke maaltijd is een belangrijk element van de dag.
Na het eten worden de handen gewassen en worden de kinderen verschoond. Kinderen die al zindelijk zijn, gaan (zelfstandig) naar het toilet. Ook is er natuurlijk de mogelijkheid om op het potje te gaan om het zindelijk worden te oefenen. De meeste kinderen gaan naar bed, even rusten of slapen. De kinderen die niet naar bed gaan, lezen een boekje, doen een spelletje of mogen even televisie kijken.
Om 14.45 uur zijn de meeste kinderen weer wakker en worden verschoond. Dan gaan we gezellig aan tafel zitten, we zingen liedjes, luisteren en praten met elkaar, we eten een cracker en drinken limonade, water of thee.
Na die tijd is er weer gelegenheid voor spel, binnen of buiten, of een andere activiteit. Naar behoefte wordt er nog wat gedronken en komkommertjes, worteltjes, tomaatjes of paprikareepjes gegeten, rond 16.45 uur.
Om 17.00 uur wordt er gezamenlijk opgeruimd. Vanaf 16.30 uur tot 17:50 kunt u uw kind weer ophalen. Deze tijd hebben wij gereserveerd voor de overdracht van uw kind. De pedagogisch medewerker die een late dienst heeft, blijft tot 18.00 uur.

Voor de dagindeling van de baby’s geldt dat er gekeken wordt naar het ritme van het kind. Deze wordt doormiddel van een overdrachtschriftje of de gewone overdracht besproken. Met het individuele ritme van de kinderen wordt binnen de groep zo veel mogelijk rekening gehouden.

2.4.1 – Eten en drinken
Wij bieden kinderen gezonde voeding aan. We vinden het belangrijk dat het eten een gezellig moment van samenzijn is en dat kinderen leren genieten van eten. We voeren geen strijd om het eten, we moedigen kinderen aan om iets te proeven of op te eten, maar dwingen niet. Er zijn zo’n drie a vier eet- en drinkmomenten op een dag. We laten de wat oudere kinderen zelfstandig hun broodje smeren en beleggen. We wachten op elkaar totdat iedereen het eerste broodje heeft en daarna gaan we zingen en mogen de kinderen gaan eten. Als we de fles geven aan een baby geven we de volle aandacht, de baby heeft de pedagogisch medewerker even helemaal alleen. Flesvoeding neemt u zelf mee in voedingstorentjes (met 1 extra voeding). Borstvoeding geven kan op het dagverblijf in de daarvoor bestemde ruimte, maar mag ook afgekolfd mee gegeven worden. We houden rekening met allergieën en speciale dieetwensen. Dit dient u aan te geven bij de pedagogisch medewerker en in te vullen op een speciaal daarvoor bestemd formulier. Speciale voeding moet wel zelf aangeschaft worden.
Als een kind jarig is, mag het natuurlijk trakteren. Wel vragen wij u rekening te houden met de hoeveelheid en of de traktatie geschikt is voor alle leeftijden. Mochten wij het te veel vinden, dan zullen we het kind 1 ding laten kiezen en de rest meegeven in het mandje. Ook als er een pedagogisch medewerker haar verjaardag viert, wordt er getrakteerd op iets lekkers.

2.4.2 – Slapen en rusten
In het kinderdagverblijf krijgen kinderen veel indrukken te verwerken. Wij kijken bij de jongste kinderen naar wat hun slaapbehoefte is. Als een kind moe is, benoemen wij dat, hoe jong het kind ook is. Wij reageren op vermoeidheidssignalen, ook als dit op een ander tijdstip is dan normaal. Soms slaapt een baby wel 3 a 4 keer, echter het kan ook zijn dat het minder slaapt. Wij passen ons aan hun ritme aan. Als het kind wat ouder is zal het over gaan naar 2 slaapjes, in de ochtend tussen 10.00-12.15 uur en in de middag tussen 14.30-16.45 uur. Wanneer u aangeeft dat uw kind eraan toe is om 1 keer per dag te slapen, zal dat zijn tussen 12.15-14.30 uur. Van het naar bed brengen wordt een vast ritueel gemaakt. De kinderen pakken hun knuffel en/of speen en we lezen een boekje in de slaapkamer voor. Als een kind moe is, maar niet meer naar bed gaat in de slaapkamer, mag het op een rustbedje in de groep. Vaak valt het kind dan toch even in slaap, maar kunnen wij het wakker maken na een bepaalde tijd. Kinderen die niet gaan slapen, bieden wij eveneens rust. Wij maken de groep wat donkerder en de kinderen mogen lekker op de bank of op een kleed (eventueel met hun knuffel) een boekje lezen. Daarna is er ook vaak even tijd voor een gezelschapsspel.

2.4.3 – Verschonen en zindelijkheid
Verschonen
Tijdens het verschonen heeft het kind de pedagogisch medewerker even helemaal voor zich alleen. Wij geven het kind dan één op één aandacht, handelen in een rustig tempo en benoemen wat wij doen. Ook kondigen wij aan een kind aan dat wij hem gaan verschonen (voorbereiden) en pakken hem niet zomaar op. Zo zal het kind meer bereid zijn om mee te werken. Bij de grotere kinderen werken we zoveel mogelijk samen met het kind, zodat het kind zich daar prettig bij voelt en mee wil helpen. Wij praten veel tegen het kind, zodat het voor een kind voorspelbaar is wat er komen gaat. Maar ook omdat het een fijn moment is. Tijdens deze momenten doen wij ook kiekeboe-spelletjes, kietelen we het kind en maken grapjes met hem.

Zindelijkheid
Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen wijze en in zijn eigen tempo. Dit geldt ook voor het zindelijk worden. Een kind wordt zindelijk als het daar aan toe is. De mogelijkheid en het besef controle over hun lichaam uit te oefenen, ontwikkelt zich geleidelijk. Bij het zindelijk worden gaan wij uit van wat het kind zelf (al dan niet onbewust) aangeeft. Wij zijn ook alert op het gedrag en de reactie van het kind en zullen dan regelmatig voorstellen om op het potje te gaan. Hoe meer het kind bewust is van zijn eigen lichaam, hoe beter het zal gaan.
In overleg met ouders bekijken we wat het juiste moment is om met de zindelijkheidstraining te beginnen en de luier af te laten. Zo kan er thuis en bij Boris één lijn worden getrokken. Dat geeft duidelijkheid voor het kind.
Bij Boris komen kinderen met zindelijk worden in aanraking doordat ze andere kinderen op de WC of potje zien zitten.
Zindelijk worden betekent vaak een hele overwinning voor een kind. Het heeft dan behoefte aan een geduldige en begripsvolle benadering. Makkelijk zittende kleding die het kind zelf snel aan en uit kan doen, is prettig voor uw kind. Bij Boris is een speciaal kindertoiletje en ook potjes en een kraan waar de kinderen zelf bij kunnen om hun handen te wassen.

2.4.4 – Baby’s en dreumeslessen
Baby’s doen nog niet mee met de activiteiten. Wel zingen wij voor hen, lezen wij voor of wijzen plaatjes aan, wij benoemen veel wat wij doen en geven hen individuele aandacht door hen op schoot te nemen, of gezellig bij hen op het kleed op de grond te gaan zitten. We zorgen voor veel knuffelmomenten. De baby’s genieten hiervan. We geven extra aandacht tijdens het voeden en verschonen, op dat moment heeft de baby de pedagogisch medewerker even voor zich alleen. Wij storen elkaar op dat moment niet. Tijdens het voeden nemen we de baby op schoot. Dit komt de band met het kind ten goede.
Dreumesen gaan steeds meer op ontdekkingstocht. Zij verkennen de groepsruimte en wat er met het speelgoed en materiaal gedaan kan worden. Wij laten hen plakwerkjes maken, doen aan bewegingsspel met ze, dansen met hen, zingen en lezen voor. Tevens krijgen zij de ruimte om hun eigen gang te gaan, terwijl wij op de achtergrond aanwezig zijn. Het speelgoed kan zelf uit de kast gepakt worden. Dreumesen zoeken en spelen in elkaars nabijheid, maar ieder doet zijn eigen ding.

2.4.5 – Peuters en Drie-plus-activiteiten
Peuters zijn ondernemend en het individueel spelen verandert meer richting het samen spelen. In het begin is er samenspel zonder plan, er wordt dan met hetzelfde materiaal en afwisselend samen of alleen gespeeld. Al spelende ontstaat het spel en er wordt veel geïmproviseerd. Wij vinden het belangrijk dat kinderen hun eigen spel kunnen creëren. Als er conflicten zijn, grijpen wij niet meteen in, zodat kinderen de ruimte krijgen dit zelf op te lossen. Peuters kunnen de dag meer overzien. Hun handelen wordt doelgerichter. Wij bieden daarom ook activiteiten aan die gericht is op die doelgroep. Dit gebeurt gedurende de dag, maar ook bijvoorbeeld als de jongere kinderen naar bed zijn. Dan is er extra tijd voor de grotere kinderen. Wij besteden dan aandacht aan gezelschapspelletjes, letters en getallen herkennen, meten en ordenen, taalspelletjes, extra voorlezen, vve-activiteiten, samen “schoonmaken” enzovoort. Deze leeftijdsgroep vindt het fijn om te helpen en kleine taakjes te doen. Samen de bekers afwassen of vegen met stoffer en blik vinden zij vaak een leuke bezigheid. De drie-plus-activiteiten bieden deze leeftijdsgroep net wat meer uitdaging.

2.4.6 – Naar buiten
De buitenspeelplaats is zo ingericht dat de kinderen lekker kunnen bewegen (rennen, fietsen, klimmen, glijden van de glijbaan) of in de zandbak spelen. De buitenruimte voldoet aan de gestelde afmetingen die daarvoor gelden. Minstens een keer per dag gaan we naar buiten. Meestal met de hele groep, maar het komt ook voor dat een aantal kinderen binnen blijft en op een later tijdstip naar buiten wil. Dit heeft te maken met de activiteiten of het spel waarin zij verkeren.
De baby’s nemen wij ook mee naar buiten. Bij mooi weer spelen zij op een kleed, afgeschermd van de grotere kinderen. Buiten spelen voor de baby’s is een verruimende ervaring, zo ervaren ze bijvoorbeeld de wind langs hun wangen, bewegende blaadjes boven de kinderwagen, de geur van bepaalde dingen, de zon die aangenaam aan voelt. Buiten spelen biedt voor elke leeftijd mooie ervaringen.
Buiten spelen is niet alleen goed voor de motorische ontwikkeling, maar ook voor de cognitieve en sociale ontwikkeling. Afstanden inschatten, eigen grenzen bepalen, het ervaren van de seizoenen, de weersomstandigheden. Het zijn allemaal dingen die bijdragen aan de ontwikkeling van het kind. Bovendien is buiten spelen gezond, buiten zijn er andere kleuren en geuren, en buiten spelen nodigt uit tot snellere en grovere bewegingen. Buiten leren kinderen risico’s aangaan, door bijvoorbeeld te ontdekken dat je voorzichtig moet doen op de glijbaan.
Onze buitenruimte is veilig ingericht. Er zijn geen giftige planten, de toestellen zijn kindvriendelijk.
In de zomer zorgen wij voor schaduw op de buitenspeelplaats. Wij smeren de kinderen met zonnebrandcrème in als dat nodig is en spelen in de zomer niet buiten tussen 12.00 en 15.00 uur.
Er is altijd een pedagogisch medewerker, groepshulp of stagiaire met de kinderen samen buiten. Zij houdt toezicht op de kinderen en begeleid de buiten spelende kinderen.
Kinderen vinden het ook leuk om te kijken naar wat er langs gaat in de verte over de snelweg. Wij maken van de gelegenheid gebruik om daarop in te gaan en tellen dan bijvoorbeeld de vrachtauto’s, of benoemen wat wij/zij zien.
Wij gaan ook wel eens met de kinderen met de bolderkar naar buiten. De kinderen genieten van dit uitstapje. Wij benoemen tijdens het wandelen de dingen die wij zien, of gaan in op opmerkingen van de kinderen. Alleen de pedagogisch medewerkers mogen gaan wandelen met de kinderen, of een pedagogisch medewerker met een stagiaire. De stagiaire gaat niet alleen uit wandelen met de kinderen.
In verband met het 4-ogen principe wordt er gewandeld op en naar plaatsen waar meerdere mensen aanwezig.

2.4.7 – Uitstapjes en feestjes
Bij Boris vieren we regelmatig een feestje. Te denken valt aan de verjaardagen van een van de kinderen of een pedagogisch medewerker. Als uw kind jarig is, mag het trakteren. In overleg met u kijken we wanneer de verjaardag gevierd wordt. Wij zorgen voor een cadeau voor de jarige Job en maken de groep gezellig door slingers op te hangen. In de kring gaan we zingen voor de jarige, die op een speciale stoel mag zitten, en geeft elk kind de jarige een handje of kusje. Wij vinden dit belangrijk voor het gevoel van saamhorigheid, het groepsgevoel. De jarige krijgt op dat moment speciale aandacht. De verjaardagen van de pedagogisch medewerkers worden ook gevierd. Door de kinderen wordt op de groep een cadeautje gemaakt en de jarige leidster trakteert. De verjaardagsrituelen zijn hetzelfde als bij de kinderen.
Jaarlijks gaan wij met onze kinderen een dagje naar Sprookjeswonderland. Kinderen vanaf 1,5 jaar mogen mee. We vertrekken vanaf de entree van het pand en ouders mogen de kinderen uitzwaaien. Wij gaan hier met eigen auto’s naar toe, elke pedagogisch medewerker vervoert 2 kinderen die zij die dag ook onder haar hoede heeft binnen haar groep. De kinderen zitten in hun eigen autostoeltje op weg naar Enkhuizen. Alle teamleden gaan mee met dit uitje en indien nodig ook invalmedewerkers en eventueel ouders/leden van de oudercommissie. Wij verdelen de kinderen in twee groepen, maar mocht dat niet overzichtelijk genoeg zijn, worden er meer groepen gemaakt. Iedere groep loopt een andere richting in het park. We eten gezamenlijk patatjes bij het restaurant rond 11.45 uur en drinken daar wat. Rond de klok van 15.00 uur gaan we weer richting Boris, waar de ouders ons op staan te wachten en de kinderen dan mee naar huis nemen. De coördinator gaat ook mee, maar heeft geen kinderen in de auto. Mocht er onverhoopt een ongelukje gebeuren, kan zij de nodige stappen ondernemen.

Hoofdstuk 3 – BSO
3.1 – De stamgroep.
De kinderen van de BSO worden opgevangen in de verticale groep van het kinderdagverblijf. Dit betekent dat de kinderen worden opgevangen in een groep van 0 tot 12 jaar. Afhankelijk van de samenstelling van de groep wordt de groep gesplist of in één groep opgevangen. Hierbij wordt gekeken naar de leeftijden en karakters van de kinderen die opgevangen worden. De kinderen van de BSO blijven dan samen met de kinderen vanaf 3 jaar in de verticale groep. Dit betekend dat de kinderen opgevangen worden in een groep van 3-12 jaar.

3.1.1 – De groep en het kind
Elk kind is anders en ontwikkelt zich op zijn eigen tempo en manier. Een voorwaarde om kinderen optimaal te laten ontwikkelen is het gevoel van veiligheid. Een kind moet zich prettig voelen in de omgeving waar hij of zij opgroeit. Het moet weten dat het gezien wordt.

Bij Boris vinden wij het daarom belangrijk dat het kind opgevangen wordt in een vaste groep. Deze groep bestaat uit vaste pedagogisch medewerksters en kinderen. Dit zorgt er voor dat de kinderen vriendschappen kunnen sluiten met leeftijdsgenootjes en een vertrouwensrelatie aan kunnen gaan met de pedagogisch medewerkster.

Het stimuleren van zelfstandigheid vinden wij erg belangrijk. Wij doen dit binnen veilige kaders en op een rustig tempo. Wij kijken hierbij naar het kind. Doordat het kind meer zelf kan, krijgt het ook meer vrijheid.

3.2 – Het mentorsysteem
Bij kinderdagverblijf Boris hebben alle pedagogisch medewerksters een aantal mentorkinderen. De mentor houdt de ontwikkeling en het welbevinden van haar mentorkinderen bij. Ook is zij het eerste aanspreekpunt voor de ouders van dit mentorkind.
De pedagogisch medewerkster (mentor) maakt ongeveer 4 weken voor plaatsing van uw kind een afspraak met u voor de intake. Deze intake zal plaatsvinden op een werkdag van de mentor. Tijdens de opvangperiode observeert de mentor uw kind. Dit observeren doen wij middels de Focus op Kinderen methode en alle vaste medewerksters zijn hierin geschoold en ervaren.
De mentor voert met u de 10 minuten-gesprekken naar aanleiding van deze observaties en zij is aanwezig bij eventuele extra gesprekken. Extra gesprekken zijn altijd aan te vragen.

Een vaste pedagogisch medewerkster op het kinderdagverblijf geeft uw kind de beste kans om zich veilig te hechten en zich vertrouwd te voelen. Het werken met mentorkinderen verstevigt de relatie van pedagogisch medewerkers met ouders en kind. Als u uw kind met een positief gevoel achterlaat, heeft dit ook positieve gevolgen op uw kind.
Wij volgen de kinderen in hun ontwikkeling tijdens hun dagelijkse verblijf bij Boris. Dit doen wij door met hen te spelen, hen te observeren tijdens verschillende activiteiten, observaties tijdens spelmomenten met andere kinderen enz. De mentor houdt alle observaties bij in de kindmap. De pedagogisch medewerksters bespreken hun mentorkinderen in het eigen team tijdens de kindbespreking, welke voorafgaat aan iedere teamvergadering.
Bij de indeling van de mentorkinderen kijken wij naar het aantal dagen dat uw kind komt, en welke pedagogisch medewerkster daar het best bij aansluit qua werkdagen. Ruilt uw kind van vaste opvangdag(en), dan bekijken wij ook of het mentorschap moet worden overgedragen.

Bij zwangerschapsverlof of langdurige ziekte van de mentor worden haar mentorkinderen tijdelijk overgedragen aan één van de andere pedagogisch medewerksters. U wordt dan hierover geïnformeerd.

Met het mentorschap wil kinderdagverblijf Boris bereiken dat de communicatie effectiever verloopt. Een ander voordeel van het mentorschap is meer betrokkenheid met elkaar. Het is voor u vanaf het begin duidelijk met wie u observatiegesprekken voert en op wie u zich kunt richten bij vragen betreffende uw kind. Samen denken, doen en beslissen, waarbij een positief en gelijkwaardig contact tussen u en de pedagogisch medewerksters de kwaliteit van opvang van uw kind optimaal maakt. Een vertrouwde en wederkerige relatie tussen u en de pedagogisch medewerkster verbindt de werelden van uw kind: de “thuiswereld” en de “kinderopvangwereld”. Door vaste momenten van contact, zoals bijvoorbeeld “dagelijks” en in de 10-minutengesprekken, maar ook via het overdrachtsschriftje van uw kind wordt het contact tussen u en de pedagogisch medewerksters versterkt.

3.2.1 – Als wij ons zorgen maken
Bij Boris staat goede opvang hoog in het vaandel. Wij observeren de ontwikkeling van uw kind middels de observatiemethode Focus op Kinderen. Alle pedagogische medewerksters werken volgens deze methode. Naar aanleiding van deze observaties hebben wij eens in het half jaar een gesprek met u. Tussentijds vertellen wij natuurlijk ook veel tijdens de overdracht aan het einde van de dag, als uw kind Boris heeft bezocht.
Soms komt het voor dat wij naar aanleiding van de observaties zorgen hebben wat betreft de ontwikkeling van uw kind. Dit bespreken wij eerst onderling tijdens het groepsoverleg. Na het groepsoverleg zullen wij onze zorgen met u bespreken. Ook kan het zijn dat u zich zorgen maakt, ook dan is het van belang dat u uw zorg kwijt kunt en met ons bespreekt. Wij maken daar graag tijd voor vrij, dit hoeft niet te wachten tot het halfjaarlijkse gesprek. U maakt dan een afspraak met de mentor. Wij vinden het van belang dat zorg niet besproken wordt met het kind erbij. Wij vinden dit naar het kind toe niet gepast. Tijdens het gesprek zullen wij indien nodig u doorverwijzen naar die instanties die u en uw kind het beste kunnen helpen.

Meldcode
Iedereen die beroepsmatig met kinderen en gezinnen werkt, wordt door de overheid wettelijk verplicht om met een meldcode te werken, en bij vermoeden van een zorgelijke opvoedsituatie en/of huiselijk geweld te onderzoeken of er melding gedaan moet worden bij het AMK of het meldpunt Huiselijk geweld.
De meldcode is een stappenplan die gevolgd moet worden bij vermoeden hiervan. Wanneer Boris het vermoeden heeft dat een kind zich in een situatie bevindt die onveilig is en schadelijk voor de ontwikkeling, gaan we in gesprek met ouders om onze zorg te delen. Als we onvoldoende kunnen inschatten of er voor het kind voldoende bescherming en hulp is, dan melden wij bij het AMK het verzoek om hier onderzoek naar te doen. Zij hebben de deskundigheid en mogelijkheid om een inschatting te maken van de ernst. niet langs elkaar heen werkt. Een melding bij het AMK of het steunpunt Huiselijk geweld gebeurt bij Boris alleen door een lid van de pedagogische afdeling. Ouders worden altijd op de hoogte gesteld, tenzij daardoor het kind of medewerksters in een gevaarlijke situatie belanden.

Naast de meldcode zijn er bij Boris twee aandachtsfunctionarissen aangesteld. Een aandachtsfunctionaris is een beroepskracht met een specifieke deskundigheid op het gebied van kindermishandeling en huiselijk geweld. Zij hebben hiervoor een specifieke training gevolgd. Wanneer medewerkers of ouders een vermoeden of zorg hiertoe hebben, kunnen zij zich wenden tot de aandachtsfunctionaris. Zij overleggen dan met elkaar betreffende de zorg over een kind. De aandachtsfunctionaris kan aanwezig zijn bij het gesprek met de ouders met betrekking tot de zorg die er is. De aandachtsfunctionaris is als aanspreekpunt onder andere verantwoordelijk voor de ondersteuning en het zo goed mogelijk naleven van het stappenplan van de meldcode. De meldcode is ter inzage bij Boris aanwezig, maar kunt u ook nalezen op internet.
Alle vaste pedagogisch medewerkers hebben ook het certificaat “Signaleren van kindermishandeling en huiselijk geweld” behaald in 2013. Zo weten wij waar wij op moeten letten en hoe te handelen in geval van vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld.

3.3 – Het wenbeleid
Op de Buitenschoolse Opvang hebben we te maken met een intern wenbeleid (kinderen komen via het kinderdagverblijf van onszelf) en een extern wenbeleid (kinderen komen voor het eerst bij Boris). Voor het wennen zelf en het intake-gesprek gelden dezelfde regels. Het enige dat verschilt is dat pedagogisch medewerksters eventueel al bekend zijn bij ouders en dat de Buitenschoolse Opvang het kinddossier meekrijgt via het kinderdagverblijf.
Het wennen gaat als volgt: De kinderen krijgen de kans om te ‘wennen’ op de groep waarin ze geplaatst worden. Deze wenafspraak wordt gemaakt tijdens het intake-gesprek in overleg met ouders. Het kind mag maximaal twee keer komen wennen. Wij raden ouders aan gebruik te maken van het ‘wennen’, zodat de overgang voor kinderen kleiner is. Het kind komt per keer meteen een heel dagdeel wennen om het ritme goed mee te krijgen. Per dag zal er maximaal 1 ‘wenkind’ aanwezig zijn. Uitzondering wordt gemaakt voor broertjes en zusjes die meteen samen willen wennen.

Kinderen die via het kinderdagverblijf Boris komen, hoeven niet te wennen. Zij kennen de groepen, kinderen en medewerksters al.

3.4 – de dagindeling
Boris vindt het belangrijk dat de kinderen met plezier komen. Plezier staat dan ook centraal. Op school zijn de activiteiten doelgericht en staan ze al ingepland. Wanneer de kinderen na school bij Boris komen, gaan zij eerst aan tafel zitten en eten en drinken wat.
Na dit rust moment mogen de kinderen vrijspelen of mee doen aan een aangeboden activiteit.
In schoolvakanties draaien de kinderen met het dagritme van het kinderdagverblijf mee.

3.4.1 – Naar buiten
De buitenspeelplaats is zo ingericht dat de kinderen lekker kunnen bewegen (rennen, fietsen, klimmen, glijden van de glijbaan) of in de zandbak spelen. De buitenruimte voldoet aan de gestelde afmetingen die daarvoor gelden. Minstens een keer per dag gaan we naar buiten. Meestal met de hele groep, maar het komt ook voor dat een aantal kinderen binnen blijft en op een later tijdstip naar buiten wil. Dit heeft te maken met de activiteiten of het spel waarin zij verkeren.
Buiten spelen is niet alleen goed voor de motorische ontwikkeling, maar ook voor de cognitieve en sociale ontwikkeling. Afstanden inschatten, eigen grenzen bepalen, het ervaren van de seizoenen, de weersomstandigheden. Het zijn allemaal dingen die bijdragen aan de ontwikkeling van het kind. Bovendien is buiten spelen gezond, buiten zijn er andere kleuren en geuren, en buiten spelen nodigt uit tot snellere en grovere bewegingen. Buiten leren kinderen risico’s aangaan, door bijvoorbeeld te ontdekken dat je voorzichtig moet doen op de glijbaan.
Onze buitenruimte is veilig ingericht. Er zijn geen giftige planten, de toestellen zijn kindvriendelijk.
In de zomer zorgen wij voor schaduw op de buitenspeelplaats. Wij smeren de kinderen met zonnebrandcrème in als dat nodig is en spelen in de zomer niet buiten tussen 12.00 en 15.00 uur.
Er is altijd een pedagogisch medewerker, groepshulp of stagiaire met de kinderen samen buiten. Zij houdt toezicht op de kinderen en begeleid de buiten spelende kinderen.
Kinderen vinden het ook leuk om te kijken naar wat er langs gaat in de verte over de snelweg. Wij maken van de gelegenheid gebruik om daarop in te gaan en tellen dan bijvoorbeeld de vrachtauto’s, of benoemen wat wij/zij zien.
Wij gaan ook wel eens met de kinderen met de bolderkar naar buiten, bijvoorbeeld naar speeltuinen in de buurt. De kinderen genieten van dit uitstapje. Wij benoemen tijdens het wandelen de dingen die wij zien, of gaan in op opmerkingen van de kinderen.
In verband met het 4-ogen principe wordt er gewandeld op en naar plaatsen waar meerdere mensen aanwezig.

3.4.2 – Uitstapjes en feestjes
Bij Boris vieren we regelmatig een feestje. Te denken valt aan de verjaardagen van een van de kinderen of een pedagogisch medewerker. Als uw kind jarig is, mag het trakteren. In overleg met u kijken we wanneer de verjaardag gevierd wordt. Wij zorgen voor een cadeau voor de jarige Job en maken de groep gezellig door slingers op te hangen. In de kring gaan we zingen voor de jarige, die op een speciale stoel mag zitten, en geeft elk kind de jarige een handje of kusje. Wij vinden dit belangrijk voor het gevoel van saamhorigheid, het groepsgevoel. De jarige krijgt op dat moment speciale aandacht. De verjaardagen van de pedagogisch medewerkers worden ook gevierd. Door de kinderen wordt op de groep een cadeautje gemaakt en de jarige leidster trakteert. De verjaardagsrituelen zijn hetzelfde als bij de kinderen.

Hoofdstuk 4 – Regelgeving
4.1 – Beroepskracht-kind ratio
In de kinderopvang wordt gewerkt met een beroepskracht-kindratio (BKR), om te berekenen hoeveel pedagogische medewerkers er op de groep nodig zijn.
Iedere dag mag er volgens de wet IKK gedurende 3 uur afgeweken worden van deze ratio, bijvoorbeeld tijdens de lunchpauze van de pedagogische medewerkers.
Bij Boris is het mogelijk dat er van de BKR afgeweken wordt in de morgen van 8.00 tot 8.30 uur, tijdens de lunchpauze tussen 12.45 en 14.15 uur en in de middag van 16.00 tot 17.30 uur. Op deze tijdstippen is er soms maar 1 pedagogisch medewerker aanwezig, terwijl er volgens de BKR 2 pedagogisch medewerkers zouden moeten staan. Dit komt omdat de vroege diensten van de medewerksters van 6.30 tot 16.00 of van 7.00-16.30 uur zijn, en de late dienst is van 8.30-18.00 uur. Aan het begin en aan het einde van de dag zijn (nog) niet alle kinderen aanwezig, hierdoor is er op die tijdstippen maar 1 pedagogisch medewerkster nodig. Tijdens de lunchpauze van de medewerkers is maar 1 pedagogisch medewerker aanwezig, op dit tijdstip liggen veel kinderen te slapen.

4.2 – 4-ogen principe
Bij Boris
• is er altijd een achterwacht in het pand aanwezig mocht er slechts 1 beroepskracht aanwezig zijn. Dit is een huishoudelijk medewerkster, vrijwilliger, stagiaire of leidinggevende.
• Bij openen en sluiten is met de oudercommissie afgesproken dat de ouders ook het 4-ogen principe kunnen waarborgen.
• werken wij met 9-urige werkdagen waardoor wij lang aanwezig zijn per dag
• hebben wij een open werkhouding en spreken elkaar aan bij opvallend gedrag
• zijn er zijn veel ramen in de groepen
• is er zicht op de speelplaats vanuit de kantoren
• hebben wij de regel: na 5 minuten in slaapkamer komt de collega kijken
• staat de babyfoon op de slaapkamers de gehele dag aan
• gaat de stagiaire als eerste met pauze. Pedagogisch medewerkers staan in pauzetijd met de stagiaire op de groep
• kijkt het kantoor van de leidinggevende uit op de babygroep
• zijn wij allemaal voorzien van een geldig VOG, in oktober 2013 zijn er nieuwe aangevraagd en verkregen
• heeft het complete team training gevolgd in het signaleren van kindermishandeling
• zijn er 2 aandachtsfunctionarissen kindermishandeling in dienst
• komen leidinggevende en collega`s onderling regelmatig onverwachts/ongevraagd bij elkaar de groep binnenlopen
• wandelen wij op en naar plaatsen waar meerdere mensen aanwezig zijn.
• werken wij met keycards voor ouders en personeel
• moeten onbekende ophalers aangemeld zijn door de ouders, liefst voorzien van foto

4.3 – Oudercommissie
Een aantal ouders vormt de oudercommissie. Deze commissie stelt zich ten doel de belangen van kind en ouders te behartigen. Gevraagd en ongevraagd kan de oudercommissie Boris adviseren in zaken als pedagogisch beleid, openingstijden, uitstapjes etc. U als ouder kunt met uw suggesties ten behoeve van de kinderopvang terecht bij de oudercommissie. Wij staan open voor uw mening.
De oudercommissie vergadert zelfstandig en heeft naar aanleiding van deze vergaderingen overleg met de coördinator. Uitsluitend ouders kunnen lid zijn van de oudercommissie. Pedagogisch medewerkers en directie zijn hiervan uitgesloten. De oudercommissie heeft een eigen reglement, welke u kunt inzien op de locatie. De huidige leden van de oudercommissie kunt u, samen met hun e-mailadres, vinden op de website.

 

4.4 – Klachtenprocedure
Kinderdagverblijf Boris streeft naar een hoge graad van kwaliteit van het pedagogisch handelen en de dienstverlening en daarmee naar de tevredenheid van ouders. Niettemin kunt u reden hebben tot ongenoegen of ontevredenheid. Van belang is dat dit kan worden geuit tegenover degene die dit aangaat.
Indien u een klacht heeft m.b.t. de pedagogisch medewerker(s), de organisatie of het beleid, dan kunt u dit in eerste instantie bespreken met de desbetreffende persoon. Komt u er samen niet uit, dan kunt u zich wenden tot de coördinator. Zij zal inzicht geven in de klachtenprocedure.
Mocht u er met haar niet uitkomen, dan kunt u zich wenden tot De Geschillencommissie. Boris is daarbij aangesloten onder de naam van de houder Rovest B.V.. U kunt zich ook rechtstreeks wenden tot De Geschillencommissie. Op de website www.degeschillencommissie.nl vindt u het klachtenreglement, alsmede informatie over hoe u een klacht kunt indienen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

alle pedagogisch medewerkers goed kennen en het de onderlinge samenwerking bevordert.